Bijenwerk 2016 februari/maart
In deze editie van Bijenwerk:
- Mijtentoename in de winter of toch niet?
- Eetgedrag gestuurd door volksterkte en thermostaat;
- Geef sterke volken een zwak volk als rugzakje;
- Hou de voedselvoorraad in de gaten;
- Laagte record herfstverliezen 2015 en de manier van oxalen in 2016;
- Voorjaarsschoonmaak;
- Geduld met de voorjaarsinspectie.
Planten mijten zich ook voort in de winter?
In de Duitse uitgave van Imkernieuws van 15 januari jl. wordt melding gemaakt van een onderzoek naar de mijtenreproductie in december. Rond de jaarwisseling heeft men een volk, dat nog geen winterbehandeling had ondergaan en waarin al wel gesloten broed aanwezig was, nader onderzocht op de mijtbesmetting. Zowel de bijen als het broed is onderzocht op de aanwezigheid van mijten.
Ieder broedcelletje, het waren er vierhonderd, is open gemaakt en leeg gehaald. Dat leeg halen is noodzakelijk omdat de mijten zich vaak onderin de cel bevinden. Wat bleek? Er waren slechts 10 van de vierhonderd cellen bezet met mijten, waarvan er zich 4 voortgeplant hadden in een cel.
Dus 2,5% van het gesloten broed was besmet met mijten en 1% was besmet met reproducerende mijten. Echter hoe verhielden zich deze aantallen met de mijten aanwezig op de rondlopende bijen. Hier kwam als verrassing uit de bus dat er zich op de bijen vijfhonderd mijten bevonden! Slechts 2% van deze enorme hoeveelheid mijten was ingestapt in een broedcel om zich te vermenigvuldigen.
Dit lage percentage werd geenszins veroorzaakt door een gebrek aan instapmogelijkheden, er waren per slot van rekening vierhonderd broedcellen aanwezig.
Conclusie: adempauze in de voortplanting
Uit dit onderzoekje blijkt dus dat mijten in de winter ook een adempauze nemen in hun voortplantingscyclus, net als bij de meeste andere dieren. Onze vrees dat de oxaalzuurmethode niet effectief zou zijn zodra het eerste broednestje zich heeft gevormd, blijkt dus op basis van dit onderzoek ongegrond. Gezien de zeer beperkte omvang van het onderzoek moeten we weliswaar voorzichtig zijn met het trekken van conclusies. Toch lijkt dit goed nieuws.
Het is in de steeds vaker zacht uitvallende winters prettig om te weten dat de mijten zich niet massaal verstoppen in het eerste broed. We kunnen dus gerust doorgaan met de winterbehandeling in december, ondanks oplopende gemiddelde temperaturen. Een andere vraag blijft, indien zich geen vorst aandient in november, wanneer stoppen volken met broeden? Zijn er misschien ook verschillen tussen de 3 bijenrassen in Nederland?
Consumptief gedrag in de winter sterk wisselend
Bijen consumeren in de wintermaanden naar behoefte van hun wintervoorraden. Maar wat is hun feitelijke behoefte? Die hangt sterk af van allerlei factoren.
- Hoe sterker het volk is, hoe meer voedsel het gebruikt. Echter de gemiddelde consumptie van de individuele bij in een groter volk is kleiner dan dat van zijn collega in een kleiner volk. Een groter volk gaat efficiënter om met de voedselopname. Door de betere verhouding van inhoud en oppervlakte van de wintertros werkt hun centrale verwarming efficiënter. Ze verliezen per individuele bij minder energie aan de buitenkant van de wintertros.
- In onze woningen zal de energierekening in een zachte winter lager uitvallen, dat is ook zo in onze bijenvolken. In zachte winters hoeven ze minder bij te stoken en zal er minder voer geconsumeerd worden. Per saldo houden we meer raten met wintervoer over in het voorjaar. Dat scheelt straks weer in de kosten bij het opkweken van broedafleggers en kunstzwermen.
- Hebben we te maken met doorbroedende volken, hetgeen soms het gevolg kan zijn van volken, waaraan iets mankeert, dan zal de thermostaat in de babykamer omhoog gezet worden door de bijen. Dit doen ze uiteraard door meer suiker te verbranden.
- In de meeste volken is in de loop van november het broed volledig uitgelopen en heeft zich in januari het eerste nieuwe broednestje gevormd. De voerconsumptie is in november en december iets minder dan een kilo wintervoer, in januari is dit een kilo of iets meer en in februari waarschijnlijk 2 kilo, pas in maart en april kan het erg hard gaan en verbruiken de bijen vanwege hun snel groeiende broednest zo’n 4 kilo per maand. Daar tegenover staat dat er in maart en april weer vers voer binnen komt.
Het genoemde gebruik gaat uit van gemiddelden, zoals geschetst zijn er veel factoren die plussen en minnen opleveren. Ga daarom uit van een worst case scenario en zorg dat de bijen begin oktober 14 kg wintervoer hebben bij een 1-baks volk en 20 kilo bij een 2-baks volk.
Sterk, sterker, sterkst
Begin maart sta je soms vertwijfeld te staren naar een volkje dat duidelijk als zwakkeling de winter is uitgekomen. Is dit je enige volkje dan rest je weinig anders kan ‘krap zetten’. Een term die imkers gebruiken om de bijen naar een kleiner kastje te verhuizen. Zet op een mooie dag (> 15 graden en zonnig en weinig wind) het volkje over naar een zesramer voor een betere warmtehuishouding en geef ze voldoende voerramen mee. Mocht de oorspronkelijke kast op een schaduwrijke plek gestaan hebben, onbereikbaar voor de zon , zoek dan een andere standplaats uit. Begin maart is een paar kilometer verplaatsen voldoende om terugvliegen te voorkomen.
Meer dan één kast?
Heb je naast een zwakke broeder, die overigens wel gezond lijkt, nog een kast met een middelmatig volk, plaats dan de zwakke bovenop de andere kast. Verenig ze dus. Dit kan in maart en april zonder krant. Gewoon de met bijen bezette ramen boven elkaar plaatsen en twee, drie dagen later het volk samen brengen in één broedkamer. Hou eventueel de jongste moer aan of laat ze het zelf uitvechten.
Zwak laten profiteren van sterk?
Indien je een goed sterk volk hebt, kun je het zwakke volk ook laten profiteren van de omvang en warmte van het sterke volk. Je neemt de dekplank van het sterke volk af en plaatst daarop een goed sluitend moerrooster. Vervolgens plaats je de broedkamer, waarin het zwakke volk zit, zonder bodem op het moerrooster op het sterke volk, alsof het zwakke volk op de rug van het sterke volk mag meeliften. De twee volken zijn nu in één woning gehuisvest, gescheiden door een rooster. Door de warmte uit de onderste broedkamer en de versterking van de samen gevoegde bijen, zal het broednest in de bovenste broedkamer (het oorspronkelijk zwakke volk) een boost krijgen. Na vier weken kunnen de twee kasten weer worden gescheiden en heb je twee redelijk tot goed bezette volken. In uitzonderingsgevallen zal één moer dit avontuur niet overleven. Mogelijk dat de bijen hebben aangevoeld dat zij niet in orde was. Controleer dus beide broedkamers op de aanwezigheid van eitjes/open broed voordat je ze scheidt.
1 + 1 = 3
De kwaliteit van de volken en de kunde van de imker laat zich niet aflezen aan het aantal bevolkte kasten, maar meer aan omvang van de volken. Alleen sterke volken zijn de moeite waard om aan te houden. Zwakke volken blijven extra aandacht vragen, kunnen zichzelf nauwelijks bedruipen en zullen ook de imker weinig genoegen of honing opleveren. Je helpt de natuur juist een handje door deze volken te verenigen. De bijen blijven bij verenigen leven (op één na) en komen in een groter verband veel beter tot hun recht. Is de voervoorraad nog voldoende?
Regelmatige controle is zeker op zijn plaats. De zachte maand december kan de bijen beïnvloed hebben, in januari zijn ze zeker met broeden begonnen. Hou het gewicht van je kasten in de gaten, check zo nodig de lichtste kast. Vaak kun je door het folie of plexiglas zien waar het volk zit. Zit het volk voorin (kant van de vliegopening) dan is er meestal niets aan de hand. Kijk ook even door het folie naar gesloten wintervoer. Dat is vaak goed zichtbaar. Als de varroalade aanwezig is, dan geeft de aanwezigheid van wasmul aan waar het volk zich bevindt.
Door de hogere gemiddelde temperatuur in februari en maart is de kans kleiner dat de bijen afgesloten worden van het voer. De bijen komen meer los van de tros en kunnen voervoorraden verplaatsen naar het broednest.
Drijfvoeren, bijvoeren, noodvoedering?
Zacht winterweer,hoger voedselverbruikWisselende weersomstandigheden hebben tegengesteld effect op het voergebruik. Blijkbaar isoleert een compacte wintertros zeer goed. Uit onderzoek blijkt dat tijdens zacht winterweer het voerverbruik juist hoger wordt. Bijen@wur dook in de archieven en vond enkele opmerkelijke resultaten van onderzoeken naar het voedselverbruik in de wintertros. Het verbruik is laag bij temperatuur rond nul graden, maar is hoger als het een graad of tien is. |
Allemaal termen, die typisch zijn voor het ambacht van imker. Het begrip drijfvoeren kan beter uit het imkervocabulaire geschrapt worden. Het heeft namelijk geen enkele zin.
Drijfvoeren? Niet doen!
Onder drijfvoeren verstaan we het dagelijks verstrekken van kleine hoeveelheden vloeibaar voedsel of andere voederpreparaten, waardoor moeren gestimuleerd worden om meer eitjes te leggen. Dit is een volstrekt tegennatuurlijke ontwikkeling. De voedsterbijen hebben zowel stuifmeel als nectar nodig om hun voedersapklieren te activeren. In de natuur gaan deze twee soorten voedsel over het algemeen hand in hand, echter bij drijfvoeren niet. De extra vergroting van het broednest leidt dan tot minder goed doorvoede jonge bijen, die korter leven. Weg voordeel!
Ieder volk heeft zijn eigen genetisch vastgelegde optimum, uiteraard speelt voldoende nestruimte en de aanwezige flora een belangrijke rol. Drijfvoeren leidt wellicht tot een sneller bereiken van het optimum, echter duurzaam voordeel wordt hier niet mee bereikt, eerder het tegenover gestelde.
Bijvoeren? In geval van schaarste
Bijvoeren zou beperkt moeten blijven tot schaarste perioden in het voorjaar en in de zomer. Vooral de overgang van voorjaar naar zomer wordt in Nederland gekenmerkt door voedseltekorten voor onze bijen. Hetzelfde geldt voor de zomer na de zomeroogst in de tweede helft van juli.
In de volgende editie van Bijenwerk meer hierover. In het prille voorjaar moet er in ieder geval niet bijgevoerd worden.
Noodvoedering? Verhongeren voorkomen
Bij een goede inwintering hoeft het verhongeren van volken niet voor te komen. Toch komen ieder jaar te veel volken in maart nog om van de honger. Het is aan de imker om dit voor te zijn.
De basis wordt gelegd bij het inwinteren van sterke, gezonde volken. Deze komen in de regel ook sterk de winter uit. Volken die zwak de winter uitkomen, begonnen eerder met broeden , gebruikten meer wintervoer en kunnen in februari/maart bij invallende kou los komen te zitten van hun voedselvoorraad. Ze zullen namelijk hun broed niet verlaten. Het volk is meestal te klein om de verder afgelegen voorraden te kunnen bereiken en komen met het broed om van de honger.
Check dus tijdens de uitwintering regelmatig je volken op gewicht. Open een opvallend lichte kast en controleer op de aanwezigheid van gesloten voer. Met 2 kg voer kunnen ze in maart nog wel 2 weken vooruit. Zit dat er niet meer in, hang dan 1 of het liefst 2 volle ramen wintervoer uit een andere kast, die nog ruim in de voorraad zit, over. Hang de ramen aan weerszijden tegen het broednest aan. Deze manier van noodvoedering heeft de voorkeur boven andere methoden. Een andere optie is het boven of onder verstrekken van een geopend pak suikerdeeg (Apifonda) of een pak Api-invert (opgeloste, sterk geconcentreerde, vloeibare invertsuiker in een plastic verpakking). Leg dat wel direct in de omgeving van de bijen. Zitten ze in de onderste bak, leg het pak Apifonda er dan onder. Zitten ze bovenin, leg het pak Api-invert of Apifonda dan met de opening naar onderen, er bovenop. Api-invert slechts voorzien van 5 kleine speldenprik openingetjes.
Past de dekplaat of dekplank niet meer, leg dan een (te) groot vel dik plastic over de broedkamer heen (voorkomt opstijgen van warmte) en zet er een lege honingkamer omheen. Daarna weer afsluiten met dekplaat en geïsoleerd dak.
Laagterecord herfstverliezen 2015 en de wijze van oxalenBen je geïnteresseerd in de manier waarop andere imkers hun winterbestrijding uitgevoerd hebben? Lees dan het verslag dat opgesteld werd naar aanleiding van de winterbehandelingsenquête. Tijdens deze behandeling zijn tevens de uitgevallen volken geïnventariseerd. De tussenresultaten, die met name opgetekend zijn in de tweede week van januari mogen ons hoopvol stemmen. De sterfte in het najaar was wellicht door de zachte decembermaand bijzonder laag. Een wintersterfte van tussen de 5 en 10% lijkt haalbaar. Een zorgpuntje blijft de vervroegde broedaanzet en het voer gebruik. Enquête uitwintering |
Voorjaarsschoonmaak
Door de zachte winter hebben de bijen voldoende vlieggelegenheid gehad om de gaasbodem schoon te houden. Toch is het zinvol de bodem even te controleren op de aanwezigheid van dode bijen. Soms is toch nog 30 tot 50% van het volk verloren gegaan aan een of andere infectie, de resterende bijen hebben het mogelijk wel overleefd. Help ze dan een handje en verwijder de dode bijen. Met een schudproef kun je de dode bijen controleren op de mate van mijtbesmetting. Lees voor meer over de schudproef de Bijenwerk-editie van januari/februari 2014.
Lege onderbakken wegnemen
Heb je de volken ingewinterd op twee bakken, dan zal met een beetje geluk de onderbak eind februari nog niet in gebruik genomen zijn door de bijen. Soms hebben de bijen nog een dikke voerlaag boven zich zitten en verblijven ze wel in de onderbak. Dan moet je het plafond aan wintervoer later tijdens de voorjaarsinspectie weg nemen. Doe je dat niet dan wordt het volk in zijn groei geremd en komt er geen voorjaarshoning in de honingkamer terecht. Hierover meer in de volgende editie van Bijenwerk.
Zitten de bijen in de bovenste kamer en niet in de onderbak, neem dan de onderbak in zijn geheel weg. Dit kun je rustig eind februari, begin maart doen. Wacht je te lang dan wordt er al weer wilgenstuifmeel en verse nectar opgeslagen in de onderbak. Dus snel aan de slag! Laat de dekplank/plaat ongemoeid.
De oude donkere ramen zijn rijp voor de zonnewas- of stoomwassmelter.
Wilgenbloei
De bloei van de sleedoorn en de wilg vormen het begin van de groei van onze bijenvolken. De koningin gaat in de loop van maart, zodra het mooi weer is en de wilgen bloeien, al snel in de richting het leggen van 500 eitjes per dag. Zorg daarom dat je de groei faciliteert door ruimte te bieden aan het groeiende broednest. Door de tweede broedkamer met kunstraat (raatvernieuwing en hygiëne) onder het broednest te plaatsen zullen de bijen die ruimte benutten zodra daaraan behoefte is. Je kunt ook een halve broedkamer (=honingkamer) onder of boven plaatsen. De meningen over ‘onder of boven plaatsen’ lopen altijd uiteen, lees meer hierover in Imkerpedia:
Nieuwe bakken onder het volk plaatsen sluit meer aan bij de natuurlijke, neerwaartse groei van bijenvolken.
De echte honingkamer wordt pas geplaatst tijdens de pruimenbloei of wanneer de kers bijna bloeit .
De vliegopeningen weer helemaal open?
Voorlopig kan de vliegopening klein blijven. Het volk is nog bescheiden van omvang. Medio maart kunnen wel de beschermende maatregelen tegen muizen weggenomen worden. Pas begin mei moeten de vliegopeningen volledig open gezet worden en kan het verkleinblok helemaal weg genomen worden. Bij te kleine volken mag de vliegspleetverkleiner blijven zitten.
Het gebruik van de schuiflade
Mocht je voor de winter de schuiflade weg genomen hebben – hetgeen wellicht het ‘uit het broed gaan’ bevordert vanwege de optrekkende kou - dan kan in februari de omgekeerde handeling plaats vinden. De bijenvolken zitten weer in het broed en om afkoeling van het broednest via de gaasbodem vanwege nachtvorst tegen te gaan, kan de schuiflade weer geplaatst worden. Het geeft je tevens zicht op de plaats van het volk en het broed. De wasplaatjes verraden de bezigheden van de bijen. Het raat wordt hersteld en het broed wordt verzegeld.
Geduld met de voorjaarsinspectie
In de tweede helft van maart zal de temperatuur mogelijk oplopen tot 16 graden of meer. Op een windstille dag met een mooi voorjaarszonnetje kunnen we de bijenvolken aan een vluchtige inspectie onderwerpen. Het heeft geen zin om alle ramen uit te nemen. Een eenzijdige inspectie van enkele ramen is voldoende om de belangrijkste controlepunten uit voeren:
- Mocht je gebruik maken van kantramen, neem deze dan weg als het volk 8 ramen bezet en vervang deze dan door kunstraat of zo nodig een extra voerraam uit een ander volk. Plaats het kunstraat tegen het broednest.
- Gebruik je geen kantramen, maar constateer je wel schimmel op de kantramen, vervang ze dan op de manier zoals hierboven geschetst.
- Controleer of er voldoende voer aanwezig is op de buitenste twee ramen, anders voer bijhangen of api-invert of apifonda voeren.
- Naast de voerramen zul je waarschijnlijk het eerste open en gesloten broed aantreffen. Bij het zien van het eerste vlak gesloten broed kun je de kast weer af sluiten.
Mocht je bultbroed aantreffen, dan is er sprake van een darrenbroedige moer. Dit kan de oude moer zijn, die een lege spermablaas heeft, maar meer waarschijnlijk is de (te) oude moer gewisseld en is de nieuwe jonge moer niet meer bevrucht. Eileggende werksters zul je niet aantreffen in het prille voorjaar.
Het verdient aanbeveling om je moeren altijd te merken, dat maakt het stellen van de juiste diagnose een stuk makkelijker. Kom je in het voorjaar een moer tegen, merk haar dan. Later in het seizoen zal je haar minder gemakkelijk zo maar tegen komen. De moerkleur voor 2016 is wit!
Mocht je een darrenbroedige moer hebben, zet dan je zoektocht voort en neem deze moer weg en verenig je volkje met een buurvolk. In deze tijd heb je geen kranten nodig.
Vroege kersenbloei?
Gangbaar is dat de kers rond 7 april in bloei komt, dan verschijnt ook de volgende editie van Bijenwerk. Bloeit de kers eerder, plaats dan voor de kersenbloei je eerste honingbak, het liefst met uitgebouwde ramen en een moerrooster eronder. Heb je nog geen uitbouwde ramen, dan maar plaatsen met kunstraat en de eerste week zonder moerrooster!
Het moerrooster moet je wel plaatsen zodra de bijen begonnen zijn om de kunstraat uit te bouwen. Dit is natuurlijk afhankelijk van het weer, de dracht en de omvang van je volk. Meestal in dit in een sterk volk met een weekje het geval.