Bijenwerk 2014 april/mei

 

Download dit artikel als PDFKersenbloesem

 

In deze uitgave van Bijenwerk aandacht voor o.a.:

 

Vroeg, vroeger . . .

In de tweede helft van februari tipte de temperatuur soms aan de 14 graden. De harde wind maakte het de bijen niet makkelijk, maar er kwam toch volop stuifmeel binnen van de krokus, kerstroos en sneeuwklokjes. De hazelaar was in de tweede helft van februari al weer op zijn retour, de volgende stuifmeelleverancier waren de elzenkatjes.  De eerste helft van maart kende vele mooie dagen met temperaturen van soms 17 graden. Later in de maand liep de temperatuur op tot boven de 20 graden. De wilg stond begin maart al in bloei, ze liepen 2 weken voor op het gemiddelde van de afgelopen 10 jaar. De imkers worden blij van het zien van al die gele stuifmeelpoten.Wilgenkatjes

Toch kunnen we de eerste helft van maart de kasten beter gesloten houden, het broednest is volop in ontwikkeling, afkoeling van het broed kan dan vermeden worden.  Eind maart stonden de eerste kersen- en pruimenbomen volop in bloei. De perenbomen lieten ook hun bloesem al zien.

Winterbijen worden vervangen door een nieuwe generatie bijen

De overgang van winterbijen naar voorjaars- of zomerbijen kan een kritieke fase inluiden voor de bijenkolonie. De winterbijen nemen in aantal snel af en de nieuwe generatie voorjaarsbijen moet het op tijd overnemen. Het snel groeiende broednest moet verzorgd worden en er valt ook meestal veel te halen, mits het weer mee zit. Die tegengestelde bewegingen van sterfte onder de winterbijen en geboorte van de voorjaarsbijen verloopt niet altijd synchroon.

Er kan een dieptepunt in de bezetting ontstaan, waardoor het broednest in een kwetsbare fase kan belanden voor wat betreft de warmtehuishouding. Ziekten als Nosema en kalkbroed liggen op de loer.

Daarom is het onverstandig de volken vroegtijdig open te maken en alle broedkamerramen te lichten. Wacht tot de temperatuur in de tweede helft van maart of begin april boven de 16 graden Celsius komt en gebruik vooral twee theedoeken om de broedkamer af te dekken en zodoende de warmte zo veel mogelijk binnenshuis te houden.

Bodems verschonen en onderbakken wegnemen kon begin maart wel, want hiervoor hoeft de kast niet geopend te worden. De dekplank of afdekfolie blijft op de broedkamers liggen bij deze handeling. Wachtte je tot een mooie dag rondom medio maart met het wegnemen van de niet bezette onderbakken, dan trof je helaas al ramen met verse nectar aan. Je was dus helaas te laat!

De uit te voeren handelingen bij de voorjaarsinspectie zijn uitgebreid beschreven in Bijenwerk van april/mei 2013 

De kersenbomen staan volop in bloei. Wees er op tijd bij!

KersenbloesemPlaats bij het eerste begin van de kersenbloei - mits de volken een normale sterkte hebben - direct de eerste honingbak met uitgebouwde raten. Het begin van de bloeitijd in het noorden en zuiden kan overigens wel twee weken verschillen van elkaar. Ook kan het eerste bouwraam in de bovenste broedkamer geplaatst worden. Het plaatsen van de 1e honingbak kun je niet te vroeg doen, wel te laat. Een te late uitbreiding stimuleert de zwermdrift.
Overigens gaan we er hierbij vanuit, dat zwakke volken al  via vereniging zijn opgeheven. 

Gebruik vooral een moerooster onder de honingbak om broed in de honingramen te voorkomen. In het larvale stadium komen de uitwerpselen in de broedcellen terecht. Dit heeft weliswaar beperkt, maar toch invloed op kleur en smaak van honing, als die honing later in de bebroede cellen terecht komt. Pure honing komt uit schone cellen!  Een ander voordeel: onbebroede raten hebben in de winter  nagenoeg geen last van wasmotten. Er valt hier namelijk niets te eten door de wasmotlarven.

Gebruik in de eerste honingbak vooral uitgebouwde onbebroede raten, indien deze nat geslingerd opgeslagen zijn in de winter, worden ze snel in gebruik genomen door de bijen. Bij het plaatsen van de tweede honingbak kan er eventueel gewerkt worden met kunstraat. Plaats de 2e bak zodra de 1e voor 50% gevuld is. De honingbakken worden niet uitsluitend voor de opslag van honing gebruikt, maar voorkomen ook dat de onderstaande broedkamers overbezet raken met bijen.

Het bouwraam ter bestrijding van de varroamijten wordt altijd op positie 2 of 9 in de bovenste broedkamer gehangen. Niet midden in de kast tegen het broednest aan, anders zal er naast darrenraat ook werksterraat gebouwd worden en dat willen we voorkomen.
Een week na plaatsing, zodra het eerste bouwraam uitgebouwd en belegd is,  kan eventueel een tweede bouwraam geplaatst worden. In de periode april, mei en juni zouden drie gesloten bouwramen verwijderd moeten kunnen worden. Dit reduceert de mijtenstand met 40 tot 50%.
Mocht u de ontwikkeling van de varroapopulatie en de effecten van de verschillende bestrijdingswijzen in een simulatiemodel willen volgen, kijk dan eens op deze site en speel het verrassende spel: "bestrijd de mijt":  
Fight the Mite - Schlag die Milbe | Online Spiel | die Honigmacher - Varroa

Wist u dat een bouwraam met open darrenbroed nog beter zijn werk doet in een broedloze kunstzwerm? Volgens Dr. Liebig kan dan op een mijtenreductie in de kunstzwerm van 80% gerekend worden. Besproeien met oxaalzuur is een andere optie, die overigens ook op natuurzwermen toegepast kan worden. Lees de herdrukte Varroabrochure van BIJEN@WUR er nog eens op na.
Als demo voor het plaatsen van de honingbak en het bouwraam volgt hier een video van Dr. Liebig: http://youtu.be/myNKTJubDqc

April is de maand van groei, ook voor de bijenvolken

Iedere ervaren imker realiseert zich dat de bijen in de maand april extra aandacht nodig hebben. Ze weten uit ervaring dat bijenvolken, die goed ontwikkeld de winter uitkomen, zich explosief kunnen ontwikkelen. Dat vraagt ruimte, ruimte voor de bijen, ruimte voor het broednest en ruimte voor de honingopslag.

Wees alert op vroege zwermen

Voor beginners zit deze groei-explosie nog niet tussen de oren en vaak worden ze daarom overvallen door vroegtijdige zwermcellen of zwermen. Dit jaar zullen ongetwijfeld op Koningsdag de eerste zwermen al aangetroffen zijn. Laat je dus niet verrassen. Zorg voor tijdige uitbreiding van het broednest  (bij het onder plaatsen kun je nooit te vroeg zijn, want er gaat geen warmte verloren) en plaats je eerste honingbak bij het eerste ontluiken van de kersenbloesem!

Laat 2 volle voerramen in de bovenste broedkamer altijd zitten, maar neem de overige volle voerramen weg en vervang ze door het bouwraam en ramen met kunstraat. Bij 4 of 5 volle voerramen wordt het broednest ingesloten, kan de moer onvoldoende leggen en wordt de zwermdrift gestimuleerd.

Hangplek voor bijen

 Zwermdrift: een kadootje van de natuur!

Voor de onervaren imker blijft het een lastig fenomeen, op een onverwacht moment komt de zwermdrift zo maar ineens opzetten.  Juist door het vergeten van het tijdige uitbreiden van de kastruimte wordt menig beginnend imker overvallen door de zwermdrift. Alhoewel voortplanting verbonden is met continuïteit en bijenkolonies al miljoenen jaren de soort in stand weten houden via het afsplitsen van voor- en nazwermen, komt de eerste voorzwerm toch vaak als een dief in de nacht. 

Het onderkennen en begeleiden van de zwermdrift

Noch voor de imker, noch voor de eigenaren van de schoorsteen of de spouwmuur is het prettig als de zwerm daarin haar intrek neemt. Het is dus zaak voor de imker om de signalen, die samen gaan met de ontwikkeling van de zwermdrift te onderkennen. 

Het eerste zichtbare signaal van een mogelijke toekomstige ontwikkeling van zwermdrift is de aanwezigheid van darren. Twee weken na hun geboorte zijn ze geslachtsrijp, een onmisbare schakel in de bevruchting van de jonge moeren. Meestal zien we de darren bij mooi weer in april voor het eerst vliegen. Een tweede signaal voor de toekomstige zwermdrift vormt de bouw van speeldopjes. Laat ze - voor zover ze onbelegd zijn - gewoon staan en controleer de volgende keer weer op het eventueel belegd zijn van die dopjes.

Speeldopje onderaan de raat. Als er een eitje in is gelegd dan kan dit een teken van zwermdrift zijn.

Foto 5: Speeldopje onderaan de raat. Als er een eitje in is gelegd dan kan dit een teken van zwermdrift zijn.

Beide signalen hoeven per definitie niet te leiden tot zwermen. Volken van raszuivere moeren laten vaak helemaal geen zwermdrift zien. Niet ieder volk ontwikkelt zwermdrift, alhoewel het er natuurlijk wel bij hoort. De meeste volken zullen echter wel gehoor geven aan hun jaarlijkse voortplantingsdrift en stellen hiermee de soort veilig in hun voortbestaan.

Het beleggen van de speeldopjes - waarmee de term speeldopjes niet meer valide is  - vormt de trigger tot het mogelijk afkomen van de voorzwerm. Mogelijk . . . want de bijen kunnen nog besluiten om de eitjes in de doppen op te ruimen. Meestal worden de larfjes echter geboren en vanaf dat moment gekoesterd als prinsessenlarven. Een tienvoudige dosis koninginnengelei vergeleken met het voer in de eerste drie dagen van een werksterlarf vormt de basis voor een vorstelijk dieet.Een dieet dat binnen 6 dagen leidt de verpopping van de prinsessenlarf. Op dat moment is de kans op een geslaagde geboorte van de nieuwe koningin weer 7 dagen later bijzonder groot.

Zo lang de imker echter alle(!) belegde dopjes in een frequentie van eens per 7,8 of 9 dagen verwijderd, zal er geen zwerm afkomen. De kans is echter groot dat de minder ervaren imker een min of meer verstopte zwermdop over het hoofd ziet. De consequenties zijn bekend.

Het kanaliseren van de zwermdrift

In imkerland zijn er vele wegen die naar Rome leiden. Een kleine greep uit de vele mogelijkheden:

  • het hoofdvolk in omvang reduceren door het maken van een broedaflegger (zonder koningin). Dit kan eventueel herhaald worden;
  • het hoofdvolk reduceren door het maken van een veger of een vlieger. Het maken van de vlieger is een geschikte methode  tijdens de drachtperiode, de veger meer voor er na.  Voor meer info, zie Imkerpedia
  • de koningin arresten in een honingkamer tussen twee moerroosters (Rensonmethode);
  • het vervangen van de oude moer door een leggende jonge moer;

Uitleg over koninginnenteelt voor beginners via de doppenmethode

Het proces van het telen van koninginnen kan opgedeeld worden in drie stappen.

  1. het promoveren van bevruchte eitjes/jonge larven tot prinsessenlarven;
  2. het goed ontwikkelen van de prinsessenlarf- en pop;
  3. het invoeren van jonge onbevruchte koninginnen in bijenvolken;

In deze paragraaf wordt de meest eenvoudige aanpak geschetst om tot een succesvolle teelt van nieuwe volken met bevruchte koninginnen te komen. Deze aanpak is ook succesvol bij de overgang van huis-tuin-en-keuken bijen naar andere rassen, zoals Buckfast en Carnica.

We slaan stap 1 over. Er zijn namelijk telers en ook bijenverenigingen, die via de "doppenmethode" 1-daags oude en al verzorgde prinsessenlarfjes van geselecteerde afkomst te koop aanbieden. Meer informatie over de doppenmethode kunt u vinden op: https://www.bijenhouders.nl/cursussen/soorten-cursussen/doppenmethode

Voor meer informatie over de teelt van Carnica- en Buckfastbijen kunt u kijken op:

Telers richten zich op het in stand houden van raszuivere lijnen van een specifiek ras. Hiervoor worden meestal  geïsoleerde eilanden gebruikt, zoals de Waddeneilanden langs de Nederlandse en Duitse kust, waar specifieke darrenlijnen staan opgesteld voor een raszuivere bevruchting van de jonge moeren. Tevens maakt men soms gebruik van Kustmatige Inseminatie om bewuste kruisingen uit te voeren. Er zijn ook landbevruchtingstations in gebruik, deze zijn echter niet 100% zeker van een raszuivere bevruchting vanwege de mogelijke aanwezigheid van vreemde darren.

 Verenigingen of imkers kunnen van dergelijke bevruchtingsstations ook gebruik maken of kunnen daar raszuivere moeren kopen. Van deze raszuivere moeren (P-moeren) worden de werksterlarfjes via een starter omgedoopt tot prinsessenlarfjes. Deze prinsessenlarfjes vormen de basis voor de doppenmethode.

Voor stap 2 dienen we de volgende voorbereidingen te treffen:

Nicot-kooitje
Nicot-dopjes op teeltlatten
      • prepareer een honingkamerraam voor het gewenste aantal larfjes met grondhouders, dopjes en kluisjes; op onderstaande foto's zie je de benodigde bestanddelen van het Nicot-systeem en de manier waarop deze in een honingkamerraam gemonteerd dienen te worden;
      • je hebt voor 8 tot 10 larfjes een goed ontwikkeld moergoed hoofdvolk nodig, die naast de broedkamer(s) een honingbak bezetten. De honingbak dient bovenop het moerrooster te staan; haal op de dag dat je de larfjes krijgt (dag x) een honingraam uit het midden van de honingbak, veeg de bijen terug en geef het honingraam aan een ander volk;

Stap 2:

      • haal de aangenomen larfjes bij de teler of je vereniging op en vervoer ze in een goed vochtig gemaakte schone theedoek; voorkom direct zonlicht op de larfjes;
      • plaats thuis of op de bijenstand gekomen de dopjes met larfjes in het geprepareerde raam (zie foto boven) en plaats het raam in de open positie in het bijenvolk;
      • Op dag x + 5 zullen de larfjes inmiddels het popstadium bereikt hebben. Plaats nu om de gesloten doppen een kluisje. Op de bodem van het kluisje doe je een heel klein beetje eigen crèmehoning of suikerdeeg ter grootte van een druppel water als voeding voor de koningin, die over een paar dagen geboren gaat worden; je kunt eventueel ook ca 5 jonge werksterbijtjes ter verzorging van de jonge moer in het kluisje meegeven;Moer-kooitjes
      • op dag x + 12 zullen de moeren uitlopen in de kluisjes; controleer de moeren op hun uiterlijk en merk ze binnenshuis eventueel (niet knippen uiteraard!);

Voor stap 3 dienen we de volgende voorbereidingen te treffen:

      • neem op dag x + 3 twee ramen gesloten en uitlopend broed met opzittende bijen uit een volk; controleer op zwermdoppen en verwijder deze eventueel; plaats de 2 ramen in een vijf- of zesramer (een tienramer met sluitblokken of sluitborden is ook prima), vul deze aan met een gevuld voerraam en ramen met kunstraat; laat het kastje enige minuten open staan, zodat de vliegbijen enigszins afvliegen. Leg op het voergat een pak apifonda en geef dit volkje een eigen plaats op een andere stand op ca 2 of 3 km van de hoofdvolken (verklein de vliegopening ter voorkoming van roven);  dit volkje is het kernvolkje dat moet gaan uitgroeien tot een volwaardig in te winteren volk;

Stap 3:

      • op de dag, dat de moeren uitlopen (dag x + 12) controleer je alle ramen uit het kernvolkje op redcellen en breekt ze allemaal (!) weg. Per kernvolkje laat je een moer inlopen door de dekplank te lichten, een beetje rook te gebruiken en de gemerkte moer los te laten tussen de ramen met broed;
      • daarna laten we het volkje drie weken met rust voordat we het controleren op moergoedheid (gesloten vlak broed aanwezig?);

Indien we een F1-moer (zo wordt de dochter van een raszuivere moer genoemd) van een ander ras ingevoerd hebben in een kernvolkje met huis-tuin-en-keuken bijen, wordt vaak door de aanwezige bijen geprobeerd de nieuwe moer "stil" te wisselen door het aanzetten van een paar moerdoppen (vaak midden op het nieuwe broed); stel dus vanaf vier weken na de geboorte van de nieuwe moer een wekelijkse controle in op "stille moerdoppen". Zodra de nieuwe moer voldoende eigen jonge bijtjes van haar eigen soort heeft, houdt de poging om haar te wisselen vanzelf op.  Hiermee is de omzetting van het kernvolkje naar een ander ras geslaagd!